The word of 14 July 2016 was:
gezanik
(het) ge·za·nik (zelfstandig naamwoord)
= moaning and groaning, bother
zaniken = to nag, to bother
"Molukkers die in Nederland wonen moeten ophouden met hun gezanik over een eigen onafhankelijke staat in Indonesië." – in: Trouw (2006)
"Die eindeloze soundcheck en al dat gezanik over 'iets meer vocalen op de monitor' levert uiteindelijk wel wat op." – Nikkie Vinke, in: 3voor12 (2013)