The word of 17 June 2010 was:
bespottelijk
be·spot·te·lijk (bijvoeglijk naamwoord)
= ridiculous, ludicrous
spot = mockery, irony, scorn
bespotten = to mock, to ridicule
"Als kind kreeg ik ooit een keer tien gulden en daar kocht ik een dagboek van. Mijn moeder vond het bespottelijk, zo veel geld voor een boek met wit papier." – Naima El Bezaz, in: De Groene Amsterdammer (2008)
"Een referendum is helemaal geen bespottelijk idee, maar een hedendaags middel van een werkelijke democratie." – Bert (reactie), in: Trouw (2007)