The word of 25 April 2016 was:
opkrabbelen
op·krab·be·len (krabbelde op, opgekrabbeld) (werkwoord)
= to scramble to one's legs
= to pick up, to get better
op = on, up
krabbelen = to scratch
"De Spaanse economie is opgekrabbeld uit een langdurige recessie." – in: Het Parool (2010)
"Bij 't opkrabbelen bezeerde hij nog zijn handen." – Gerard van Hulzen, in: De ontredderden (1907/2011)
"Nadat [Ruud] Lubbers had vastgesteld dat Nederland 'ziek' was, was de patiënt weer aardig aan het opkrabbelen." – Piet de Rooy, in: Met Kok (2005/2008)