The word of 28 February 2016 was:
kleinzoon
(de) klein·zoon (zelfstandig naamwoord)
= grandson
klein = small
zoon = son
"En gaan jullie nu mee, dan gaan we naar [dierentuin] Artis, en eerst even bij mijn moeder langs die haar kleinzoon wil zien." – Simon Vinkenoog, in: Tijd en Mens: Tijdschrift van de Nieuwe Generatie (1954)
"Uit respect voor alles wat hij ooit voor hen heeft gedaan, besluiten zijn drie zonen en acht kleinzonen om hem te trakteren op een onvergetelijke trip door de Grand Canyon." – Karen Van Eyken, in: Algemeen Dagblad (2015)