The word of 23 April 2015 was:
bruidegom
(de) brui·de·gom (zelfstandig naamwoord)
= (bride)groom
bruid = bride
"Een bruidegom die door zijn schoonfamilie als vermist was opgegeven, blijkt te zijn gevlucht omdat hij niet wilde trouwen." – in: Algemeen Dagblad (2012)
"Hoe meer goud een bruid krijgt, hoe meer het aanzien van de ouders van een bruidegom stijgt." – Hatice Tokgoz, in: Trouw (1995)