The word of 7 March 2015 was:
deksel
(de/het) dek·sel (zelfstandig naamwoord)
= lid, cover
dekken = to cover
"Zodra het gerecht aan de kook is, een deksel op de pan leggen en de linzen in ongeveer een uur gaar laten worden." – Tineke Sluijter, in: Trouw (2000)
"Stoffel zet de kist op de grond en doet het deksel open." – Jos Haens, in: Puk en Muk vliegen om de wereld (1979)