The word of 4 October 2014 was:
neuzen
neu·zen (neusde, geneusd) (werkwoord)
= to nose, to meddle, to pry
neus = nose
"Ik zou het niet in mijn hoofd halen om zomaar in de tas van een ander te neuzen of iemands broekzak te plunderen." – Linda Wormhoudt (citaat), in: Trouw (2010)
"Het werd pas in juni dit jaar bekend dat de NSA op zo'n grote schaal in andermans internetzaken neusde." – in: de Volkskrant (2013)