The word of 20 September 2014 was:
afraffelen
af·raf·fe·len (raffelde af, afgeraffeld) (werkwoord)
= to scamp, to bungle, to finish hastily or carelessly
af = finished, done
raffelen = to do something quickly (no longer used)
"Misschien was [Nick] Cohen wel bang dat hij te laat zou komen met zijn boek en Blair de publicatie niet zou halen. Het boek is in elk geval enigszins afgeraffeld. Merkwaardig." – Sander Pleij, in: De Groene Amsterdammer (2003)
"Studenten gaan hun studie afraffelen, zodat ze geen extra collegegeld kwijt zijn." – Teun Zijlmans (citaat), in: Trouw (2005)