The word of 10 July 2014 was:
frisdrank
(de) fris·drank (zelfstandig naamwoord)
= soft drink
fris = fresh
drank = drink, beverage
"Tieners die dagelijks een blikje frisdrank drinken, gedragen zich agressiever dan leeftijdsgenoten die dat niet doen." – in: Het Parool (2011)
"Hij zette de frisdrank op tafel, trok er een tweede stoel onderuit, en ging tegenover de jongen zitten." – A.F.Th. van der Heijden, in: De Revisor (1994)