The word of 24 May 2014 was:
tintelen
tin·te·len (tintelde, getinteld) (werkwoord)
= to tingle
"In de hut (...) knettert een groot haardvuur dat koude wangen en vingers doet tintelen." – Wil Thijssen, in: de Volkskrant (2010)
"In een roes was de verrukkelijke avond voorbij gevlogen. Ze voelde nóg zijn lippen in haar hals. Haar lijf tintelde genoeglijk na van zijn liefkozingen." – Mevrouw Engels, in: Trouw (2006)