The word of 17 March 2014 was:
afzien
af·zien (zag af, afgezien) (werkwoord)
= to look down
= to suffer
= to give up, to renounce, to abandon
af = off
zien = to see
"Maar de meeste wetenschappers zijn net als ik, die hebben er geen trek in naar Tadzjikistan te gaan. Het verblijf daar is afzien en je leert er niks." – Ad Lagendijk, in: de Volkskrant (2000)
"De politiek moet afzien van het plan om de reiskostenvergoeding voor werknemers te belasten." – in: Het Parool (2012)