The word of 10 March 2014 was:
uitwaaien
uit·waai·en (waaide/woei uit, uitgewaaid) (werkwoord)
= to blow out
= to stop blowing (wind)
= to go out into the wind
uit = out
waaien = to blow (wind)
"Al jaren gaan we rond deze tijd naar Ameland, lekker uitwaaien en genieten van het wispelturige februariweer." – Johan van der Wielen, in: Trouw (2010)
"Toen daalde hij in 't ruim af, langzaam lopend, opdat door de tocht zijn kaars niet uit zou waaien." – G.K. Dreijer, in: Krijn Touw (1927/1946)