The word of 21 February 2014 was:
nuttigen
nut·ti·gen (nuttigde, genuttigd) (werkwoord)
= to partake of, to eat or drink
nut = utility
nuttig = useful
"Door mijn werk breng ik veel tijd door in restaurants. En één ding is mij opgevallen: in elk restaurant, waar ook ter wereld, zit altijd wel een Zwijgend Echtpaar. Ik bedoel een man en een vrouw die een maaltijd nuttigen zonder ook maar een woord te wisselen met elkaar." – Jelle Brandt Corstius, in: Trouw (2010)
"Tessa de Loo drinkt vooral veel kruidenthee als ze in Albanië is. Waarschijnlijk had zij wel wat sterkers kunnen gebruiken gedurende haar tocht, maar de eerste Albanese maaltijd die ze nuttigt blijft de rest van haar reis zo zwaar op de maag liggen dat ze nog maar weinig kan hebben." – Marja Pruis, in: De Groene Amsterdammer (1998)