The word of 11 November 2013 was:
onsmakelijk
on·sma·ke·lijk (bijvoeglijk naamwoord)
= unsavory, disgusting, distasteful
on- = un-
smaak = taste
smakelijk = tasty
"Ik moet eerlijk zijn. Mijn bezwaar tegen de producten die in het supermarktschap liggen onder de noemer 'vegetarisch' is niet zuiver principieel. Het is ook gewoon dat ik ze bijna allemaal onsmakelijk vind." – Janneke Vreugdenhil, in: nrc.next (2012)
"Zijn gedichten schetsen het leven veelal van zijn meest onsmakelijke kant." – Peter de Boer, in: Trouw (1999)