The word of 13 October 2013 was:
bups
(de) bups (zelfstandig naamwoord)
= bunch
"We zijn met de hele bups naar de dierentuin geweest." – Paulien Cornelisse (citaat), in: de Volkskrant (2010)
"Springruiter Jan Tops heeft een flinke bups geld uit zijn spaarvarken moeten halen voor zijn nieuwe paard." – K. de Graaff, in: Spits (2013)