The word of 24 September 2013 was:
matsen
mat·sen (matste, gematst) (werkwoord)
= to do a favor, to fix things up, to wangle
"Deze keer zal ik je matsen. Drie voor een tientje." – Jan Voortman (citaat), in: De Stentor (2011)
"Ik weet wie die [Yildirim] Demiroren is. Omdat hij zijn school niet kon afmaken heeft zijn vader een school gekocht, zodat de docenten hem konden matsen." – Erdem (citaat), in: Trouw (2011)