The word of 26 January 2013 was:
schuchter
schuch·ter (bijvoeglijk naamwoord)
= timid
"Een beetje schuchter neemt Nadja Lankamp de complimenten in ontvangst." – Hans Marijnissen, in: Trouw (2010)
"Een clubje sigaren rokende meisjes loopt door Rotterdam. Een verlegen en schuchtere jongeman slaat zijn ogen neer terwijl hij hen passeert." – Nop Maas, in: De Parelduiker (1998)