The word of 25 January 2013 was:
wiebelen
wie·be·len (wiebelde, gewiebeld) (werkwoord)
= to wobble, to wiggle, to waver
"Het drama lijkt te zijn veroorzaakt doordat paniek uitbrak toen de brug begon te wiebelen." – in: Dagblad van het Noorden (2010)
"Zij zat daarbij op een stevige tafel en wiebelde met haar in mooie rijglaarzen verpakte benen." – Leo Tindemans, in: De memoires (2002)