The word of 1 September 2012 was:
malloot
(de) mal·loot (zelfstandig naamwoord)
= idiot, nutcase
"Een basisvoorwaarde voor de kwaliteit is de geloofwaardigheid van de gasten. Dat maakt de meeste Amerikaanse talkshows (Ricky Lake, Jerry Springer) ook zo ondraaglijk: je zit doorgaans naar een verzameling malloten te kijken die op geen enkele manier representatief zijn voor het geponeerde 'probleem'." – Frits Abrahams, in: NRC Handelsblad (1996)
"Wat ter wereld kan de reden zijn, dat die Zuiderburg daar maar liggen blijft, en niet uitvaart? Denkt die malloot van een kapitein misschien, dat hij op zóó'n manier ook wel in Indië komen zal?" – Jacob Stamperius, in: Frans Naerebout (1927)